vrijdag 1 oktober 2010

John Keats en absint

De combinatie van absint en John Keats is prima om een aantal saaie uren van een vroege herfstavond weg te brengen. Het bijzondere is dat je net zo dronken van Keats wordt als van de absint, en dat hij, ben ik bang, de komende vijftig jaar blijft hangen, bij vlagen bewust, en naar verwachting, vaker onbewust. Van absint kan ik dat niet zeggen, gelukkig maar. Lezend, Keats, en kijkend, naar het zwart van de nacht, drink ik een hymne van stilte, denkend aan de artemisia die in 1817 nog wel de vaalgroene kleur van de vloeistof die ook Keats zeker heeft gedronken, maakte. 

Ik ben nu acht jaar ouder dan Keats ooit is geworden, en dat is verontrustend, als ik weet hoeveel de man opschreef, en ik niet. Geen woord, als ik mezelf niet dwing, en dan nog. Goed, vroeger was daar tijd voor, waren er geen programma’s als Popstars.

Inmiddels kleurt de straatverlichting niet groen, maar amberbruin, als ik een oog dichtknijp en met het andere door mijn glas kijk. Je weet wat dat betekent. Kentucky Jack. En dan haalt de wind nog eens aan, kletst de regendruppels met kracht tegen de raam en haalt met vervaarlijke schaduwen naar mij uit.

Where are the songs of Spring? Ay, where are they?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten